CornusHet geslacht omvat een nogal grote variatie in groeivormen. Het zijn bomen, struiken of lage kruipende struikjes. Voornamelijk voorkomend in de gematigde zones van het Noordelijk halfrond. Gemeenschappelijk kenmerk is het gaafrandige en naar de top toegespitste, tegenovergestelde blad. De tot kleine boom uitgroeiende soorten hebben veelal een nogal transparante groeiwijze die zodoende veel licht doorlaat. De sierwaarde van de kornoeljes is zeer divers. Voor alle Cornus geldt dat ze een opvallende bloeiwijze hebben die in de nazomer gevolgd wordt door decoratieve vruchten. Ook de jaarlijks terugkerende herfstverkleuring is een veel gewaardeerde eigenschap. De soorten die wij kweken en die ik heb beschreven kunnen alle uitgroeien tot een kleine boom of grote struik. |
|